Het geslacht Lock
Lucq, Luc, Luck, Luk, Locq, Lock, Lok, Luijck, van der Luck, van der Luijck.
III.2 Jan Harpersz (Coornhert)
Jan Harpersz was de zoon van Harper Claesz en van Marijtje Jansdr van Alenburg. Door het tweede huwelijk van zijn moeder met Doe Adriaenz Luck waren Adriaen Doesen en Jacob Doesen Luck halfbroers van Jan Harpersz. De verhouding tussen de halfbroers Jan Harpersz en Jacob Doesen Luck (Adriaen Doesen stierf vroeg, reeds in 1602) was heel hun leven uitstekend.Jan Harpersz trouwde op 14 december 1585 met Joostgen Jacobsdr (van der Valk). Bij die gelegenheid werden verschillende financiële regelingen gemaakt. Er werd afgesproken, dat "Doe Arentsz als getrout hebbende Marijtgen Jansdr des voors Jan Herpersz moeder" naar de bepalingen van de "Vuijtcoopbrieff" zou uitkeren voor de vaderlicke goederen ende patrimonien 900 carolus gulden op vastelavont" en op mei 1587 de reste. De moeder van de bruid Teuntgen Arents zou betalen 9 gelijcke hondert carolus guldens en de resterende penningen op mei 1587 (92). Een paar jaar later, na de dood van Marijtje Jansdr, sloot Doe Adriaensz Luck tweede huwelijk. In verband hiermee verscheen hij op 30 juli 1588 voor schepenen van ’s-Gravenzande en verklaarde aan zijn stiefzoon en aan zijn twee eigen zonen in totaal 3000 gulden schuldig te zijn, aan elk van hen 1000 gulden. Jan Herpersz ontving kerstmis 1588 500 gulden en het jaar daarop weer 500 gulden (93). Op 22 december 1589 compareerde voor "Adriaen Wormbrechtsz ende Claes Claesz schepenen in den Ambochte van Monster Jan Harpersz onssen buerman". Hij verklaarde 8500 carolus guldens schuldig te zijn "den gemene kinderen ende erfgenamen van Teuntgen Arentsdr za huisvrouwen moeder" wegens de koop "van de voors Teuntgen Arents woninge", te weten: 1) huijs, schueren, bargen enz. 2) 15½ morgen "eijgen lants", 3) landbouwwerktuigen, 4)vee, 5) "oock enijghe huijsraet", 6) "Een Jaerlicx incomende rente van drie ponden grooten vlaemstsiaers te lossen den penninck achttien". Jan Herpersz betaalde contant 5000 gulden. De resterende 3500 gulden af te doen in jaartermijnen van 250 gulden. Hij mocht telkens een vijfde als erfportie van zijn vrouw korten (94). Op 3 november 1599 maakte Agniesgen Claesdr, de grootmoeder van Jan Herpersz vrouw een testament, waarbij zij bepaalde, dat haar erfenis in drie porties verdeeld moest worden. Jan Herpersz erfde een zesde gedeelte van de nalatenschap (95). Een klein tijdje later compareerde hij voor schepenen van Monster en "Bekende nu onlancx int openbaer van de Heeren Staten van Hollant ende Westvrijeslant gecoft te hebben elf honts teelant als weijlant gecomen vande abdie van loosduijnen in de jurisdictie van Monster". De "brijeve van vercopinge daer van verleent in dato den IIIIen december anno XVc negen ende negentich" (96). Op 8 oktober 1623 verkocht Jan Harpersz zijn gehele boerderij aan Sijmon IJsaacs van der Graft "coopman tot Delft" tegen 550 gulden de morgen en beloofde "de selve woninge ende landen den voorn zijnen cooper te leveren bij willich decrete van den gerechte deses ambachts". Daartoe werden de vereiste publicatien behoorlijk gedaan, tot driemaal toe,’ in Monster, ’s-Gravenzande, Naaldwijk en Wateringen. Een vierde proclamatie, "ex superabondantij" werd bevolen. Nadat de procureur van Jan Harpersz, Claes Claesz van Zwieten, de benodigde stukken uit de genoemde plaatsen had overgelegd, werd op 11 juli 1625 de overdracht voor iedereen bindend en werd de koper volledig eigenaar van de 26 morgen "patrimoniale en geestelicke landen", plus nog van de "Bruijckwaerlanden". Verder paste een ieder "een eeuwich swijgen ende silentium" (97). Door de secretaris van Monster was tot vaststelling van het bedrag van de 40e penning, aan schout en gerecht van Monster verzocht de woning en de landerijen van Jan Harpersz te taxeren. Dit gebeurde op 24 juli 1624 en het totaalbedrag werd toen vastgesteld op 13.300 gulden, Een jaar daarna werd deze taxatie om aan ons onbekende redenen ongedaan gemaakt en op 10 juli 1625 werd een 2e taxatie gedaan tot een bedrag van 11.170 gulden (98). Het laatste gedeelte van zijn leven heeft Jan Harpersz doorgebracht bij zijn schoonzoon en dochter, Willem Ariensz van der Zalm en Marijtje Jansdr. Hij verklaarde op 14 juli 1638 voor notaris Jeremias Lammens, dat hij bij het trouwen van zijn dochter koeien, paerden enz. voor 800 gulden aan zijn schoonzoon verkocht had en dat hij daarvoor met 800 gulen betaald werd, dat hij 6 jaar gratis bij zijn schoonzoon had ingewoond en dat hij zijn kleren aan "sijn Swager" (d.i. schoonzoon) verkocht had (99). Kind: |
||
1 |
Marijtje Jansdr |